woensdag 30 mei 2018

210. Post van Elisabeth Tonnard

In een VPRO-filmpje verstuurt kunstenaar Elisabeth Tonnard een pakje aan de KB. 

Tonnard is genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs 2018 voor haar bundel Voor het ideaal, lees de schaal. Terwijl ze het gedicht 'Coniferen' voorleest, prepareert ze de verzending van haar nieuwste kunstenaarsboek.

Elisabeth Tonnard plakt het etiket met KB-adres op een pakje
Het filmpje staat op Youtube, zie Dichterbij: Elisabeth Tonnard.

De VPRO schrijft erbij: 

Factuur, bubble wrap, handtekening. Elisabeth Tonnard maakt een bestelling van haar kunst postklaar.

Dat is op zich een performance. De acht vouwbladen getiteld 'Indirections' bevatten een korte tekst en een foto.

Op haar eigen website zegt ze erover: 

Indirections is a series of pamphlets that focus on the manoeuvring involved when things are presented to the public eye. Duplicitous language, selective filters, whether the deceptions of Soviet propaganda or the deceits that I find in my local newspaper (and they are surprisingly similar), bend and spin things that perhaps were never even straight to begin with. Each item in the series is a folded sheet containing a single found image and its caption. The caption is on the front, the image is hidden inside. By uncoupling them, the two elements are each given their own stage – as a result a new space opens up between them. In that space a small tragicomedy is played out.

Tekst en foto horen dus echt bij elkaar, maar lijken dat, zo geïsoleerd, niet meer te doen.

Inmiddels arriveerde het pakketje bij de KB.

En wat kon ik beter doen dan Tonnards performance beantwoorden met het fotograferen van het weer uitpakken van haar nieuwe uitgave?






Elisabeth Tonnard, Indirections (2018): uitgepakt voor de KB-collectie

maandag 28 mei 2018

209. Een hygiënische boekenlegger

In een boek dat ik lange tijd niet in handen had genomen, maar nu even nodig had, vond ik een oude boekenlegger: 'Spring netjes met dit boek om' stond bovenaan en eronder was op de ene zijde een springende lezeres en op de andere een springende lezer afgebeeld. De figuren leken wel vooroorlogs, met lange jurk en strik en met hoge hoed en jacquet, de humor was erg jaren vijftig-achtig, en de kunstenaar signeerde met Kuiper.


J.H.Kuiper, boekenlegger (ca. 1960)
Dat was Jan Houwe Kuiper (1928-2017), die voor de Haagse uitgeverij van L.J.C. Boucher veel vrolijke illustraties maakte, onder voor de verzamelbare 'Aforismenreeks'.

De boekenlegger is een uitgave van de Stichting Bevordering Hygiënische Gewoonten in Den Haag. Die gaf voorlichtingsmateriaal uit, zoals affiches, een moralistisch ganzenbord en folders met bijvoorbeeld wenken voor kampeerders (Hygiëne en kamperen, 1963). De stichting werd opgericht in 1956 op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten. Men moest dus zijn handen wassen voor het eten ('handen wassen tot en met!' luidde de spreuk), maar vooral moest men zeep kopen. Voorzitter vanaf 1960 was Mej. Mr. M. Prillevitz (daarvoor was het mevrouw J. de Ruijter-Visser). Men richtte zich eerst op de jeugd, maar in de loop der jaren werd het werkterrein uitgebreid tot 'huisvrouwen', later ook 'keukenpersoneel' en vervolgens 'iedereen', maar dan specifiek 'kampeerders', 'lezers', 'onderwijzend personeel', 'schoolartsen' en 'verpleegsters'.


J.H.Kuiper, boekenlegger (ca. 1960)
In 1961 verscheen een eerste boekenlegger, met als motto 'Lees het boek schoon' en met een tekening van een lezer in bad door Ted Schaap. (Zie Delpher.) De openbare bibliotheken hebben er destijds 100.000 van verspreid en nog eens 110.000 via andere kanalen. Een tweede boekenlegger werd ontworpen door Herman Berserik en in een oplage van 150.000 exemplaren gedrukt.
2,50
Houd dit boek schoon
: ,
p.
Bladwijzer of boekenlegger van de Haagse stichting Bevordering Hygienische Gewoonten. Deze stichting onder leiding
van mejuffrouw mr. M. Prillevitz was een vanuit de Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten opgericht en actief


J.H.Kuiper, boekenlegger (ca. 1960)
De boekenlegger met de springerstekeningen van Jan Kuiper is niet alleen door bibliotheken, maar ook door boekhandels verspreid. Mijn exemplaar draagt daarvan het spoor: een inktstempel van 'Boekhandel A. GIETHOORN Zwolle'. 

De drie bladwijzers werden in 1961 gedrukt. In 1962 ontwierp Kuiper overigens ook het jaarverslag van de Stichting over 1961 (ik raadpleegde een exemplaar in Museum Meermanno) en daarin is veel informatie te vinden. De Kuiper-boekenlegger verscheen in augustus 1961 in een oplage van 150.000 exemplaren, maar al in oktober was een herdruk nodig en die bedroeg nog eens 200.000 exemplaren. Er zijn er dus 350.000 van verspreid, mede dankzij de CPNB.



Stichting Bevordering Hygiënische Gewoonten in 1961 (1962):
omslag en marginale illustratie door Jan Kuiper
Kuiper ontwierp later ook de brochure Hygiëne en kamperen. Op het omslag daarvan zijn badkuipen en wastafels aan bomen gekoppeld; de 'kampeer-literatuurlijst' is geïllustreerd met een stapel dikke folianten die de campinggast veel plezier moeten hebben bezorgd, zeker als die op de fiets door de regen naar de camping reed.



Hygiëne en kamperen (1963):
omslag en tekeningen door Jan Kuiper

vrijdag 18 mei 2018

208. Een maand op IJsland

Gisteren, aan het einde van de dag, werd een boekje gebracht dat ontbrak in onze collectie: Ultima Thule of Eene maand op IJsland.  


G. Verschuur, Ultima thule of Eene maand op IJsland (1878)

De auteur: Gerrit Verschuur


Het is geschreven door G. Verschuur en dat was Gerrit Verschuur (1840-1906), die in Amsterdam werd geboren (op 24 februari 1840). Hij publiceerde reisverslagen over Amerika (in 1870), IJsland (1878), een 'reis om de wereld in 480 dagen' (1882), Palestina (1884), Australië en verre omgeving (1891), Guyana en het Caribische gebied (1894) en het oosten van Azië (1900). De laatste drie boeken verschenen in het Frans. Verschuur woonde (vanaf ongeveer 1882?) in Parijs. Hij stierf in Nice op 20 december 1906.

Hij kon al die reizen maken nadat zijn vader Wouterus was overleden in 1874; hij liet zijn zoon een fortuin na. Wouterus Verschuur was een bekende schilder van paarden. Misschien dat daarom een van de hoofdstukken in het boek over de reis naar IJsland begint met de wat ongebruikelijk zin:

Het is hier de plaats om eene beschrijving te geven van het IJslandsche paard.
(p. 60)

De jonge Verschuur, die aanvankelijk als assuradeur in zijn levensonderhoud voorzag, begon aan zijn reizen waarvan de verslagen eerst in tijdschriften en later in boekvorm verschenen. De reis naar IJsland werd gemaakt in 1877. Eigen Haard publiceerde het in afleveringen begin 1878. Het boek Ultima Thule verscheen op 25 maart 1878.


Algemeen Handelsblad, 25 maart 1878

De illustrator: Coen Greive


De reis naar IJsland werd ondernomen in het gezelschap van de kunstenaar J.C. Greive jr., ook een Amsterdammer (hij leefde van 1837 tot 1891). Hij maakte de illustraties in het boek. Aan het begin van zijn verslag noemde Verschuur de schilder Coen Greive 'een mijner oudste vrienden' (p. 2).

Greive was niet alleen schilder, hij maakte ook illustraties voor tijdschriften, zoals 'Op het IJ' in het Nederlandsch Magazijn (1863, nr. 6, p. 45). Kunsthandel Buffa gaf Greive verschillende opdrachten voor litho's, zoals Panorama d'Amsterdam (1860) en ook maakte hij een serie houtgravures over Nijmegen en omgeving.

J.C. Greive, 'Gezicht op de Waal bij Nijmegen' (1847)

Reis naar IJsland in 1877


Het tweetal was medio mei 1877 vertrokken uit Granton in Schotland. Het stoomschip Diana (op 15 mei vertrokken uit Kopenhagen) maakte een rondreis rond IJsland, waardoor auteur en kunstenaar verschillende plaatsen konden bezoeken op het eiland waarvan de oost- en noordkust relatief onbekend terrein uitmaakten. Het was niet ongevaarlijk, vanwege de vele ijsbergen die in de zomer rond IJsland dreven.

Aan boord waren zestien IJslanders die de winter in Denemarken hadden doorgebracht, twee Zweedse ingenieurs, een Deens echtpaar dat zich op IJsland ging vestigen en de twee Nederlanders. Op een van de Faeröer-eilanden kwam nog een Engelse reiziger aan boord. Vanuit de havensteden konden berichten worden afgegeven voor het thuisfront. Zo berichtte Het Nieuws van den Dag op 2 juni 1877 dat Verschuur en Greive, die overigens eerste klasse reizen en niet steeds met alle passagiers geconfronteerd werden (zie Ultima Thule, p. 37), goed waren aangekomen.


Het Nieuws van den Dag, 2 juni 1877
De reizigers namen zelf 'koffie, thee, chocolade, wijn, cognac' mee en hun bagage omvatte verder: 'hangmatten, weêrkundige instrumenten, warme en waterdichte kleederen, en een photographischen toestel' (p. 6-7). Hoewel er al redelijk compacte, inschuifbare camera's op de markt waren, was het toestel volgens de biograaf van Greive tamelijk groot en zwaar (zie Jan Greive, Johan Conrad Greive (1837-1891). Gewoon een vakman (2013, p. 77). Verschuur echter noteerde, toen het Deense echtpaar herenigd was met hun vooruit gereisde kinderen, en iedereen in een bootje naar de wal werd gevaren:

Ik had op de eene knie een kind en op de andere ons photographisch toestel!
(p. 42) 

Zo zwaar was het dus ook weer niet. In deze tijd van het jaar bleef het dag en nacht licht en was het nemen van foto's niet aan een tijdstip gebonden. Het weer speelde wel een rol, zoals in Akureyri:

Onder begunstiging van helder weder gelukte het ons vier photographische afbeeldingen van stad en baai te nemen, alhoewel de uitvoering met eigenaardige moeielijkheden gepaard ging.
(p. 33)

Dat kwam onder andere doordat het apparaat op een driepoot op het strand moest worden opgesteld, maar ook door het toesnellen van een nieuwsgierige menigte die het aanzag voor een muziekinstrument en zich ongeduldig voor de lens opstelde. De reizigers slaagden erin de menigte te verjagen met de waarschuwing dat het ding een kanon zou zijn - de lens zou vuur spuwen. Toch was het niet het eerste fototoestel op IJsland; bij een apotheker in het stadje waren foto's van de noordkust te koop die een Deense fotograaf er een jaar eerder maakte (p. 35). Ook als Greive ging zitten schetsen, bleek dat een ongekend tafereel. Greive werd ook steeds gevraagd zijn schetsen te tonen en, vanwege zijn muzikaliteit, uitgenodigd om plaats te nemen achter elk orgel, piano of klavecimbel waarbij hij zich ophield.

Greive maakte overal schetsen in potlood en waterverf. Eenmaal thuis werkte hij sommige schetsen uit in schilderijen, waarvan er in november 1878 enkele te zien waren in Arti et Amicitiae. 

Verschuur noteerde eigenaardigheden, zoals de gewoonte van herbergiers om 'doornatte reizigers' uit te kleden en af te drogen en hen daarna in bed te leggen (p. 28). Hij merkte op dat er een Nederlandse consul op IJsland woonde, al twintig jaar. Hij was een Deense koopman die al die tijd niet één Nederlands schip had gezien en 'nimmer een Hollander': het was 'een volslagen overtollig ambt' (p. 45-46), maar de man bleek verguld door hun aanwezigheid en op 3 juni 1877, bij een bezoek aan diens woning, wapperde de Nederlandse vlag uitbundig.

J.C. Greive, 'Gezicht op Reykiavik. Naar de natuur geschetst en op hout geteekend
door J.C. Greive Jr', in Ultima Thule (1878, tegenover p. 48)

Bibliotheek in Reykjavik


Het plein van Reykjavik was een grasveld waarop een 'verre van mooi' standbeeld van de beeldhouwer Bertel Thorvaldsen stond. Die was daar geboren, òf aan boord van een schip, òf na aankomst van zijn ouders in Kopenhagen. Aan het plein bevond zich ook een kleine kerk waarvan de zolder in tweeën was verdeeld:

op de eene helft bevindt zich de stads-bibliotheek, en op de andere het museum. De eerste doet denken aan een boekenstalletje; het tweede aan een uitdragerswinkel; maar het neemt niet weg dat diezelfde nederige boekerij vele zeldzame werken bezit. Onze prins van Oranje heeft in 1857 eenige Latijnsche boekwerken ten geschenke gegeven, die mij getoond werden; terwijl van prins Napoleon Les oeuvres de Plutarque aanwezig zijn. Laatstgenoemde had mij tijdens mijn bezoek te Parijs verzocht, den bibliothecaris er naar te vragen; ik heb dus kunnen constateren, dat zijn geschenk bewaard is gebleven.
(p. 52-53)


Mosfell en het binnenland



De reizigers maakten een lange en gevaarlijke reis naar het binnenland, langs rotskloven, 'lavaspitsen', 'oprijzende rookkolommen', meren en besneeuwde bergen op weg naar vulkanen en heetwaterbronnen.

Tijdens deze tocht verbleven de twee onder andere een nacht in Mosfell, waar 'de kerk als hotel' werd gebruikt.


J.C. Greive, 'In de kerk te Mosfell. Naar de natuur geschetst en op hout geteekend
door J.C. Greive Jr', in Ultima Thule (1878, tegenover p. 64)
Matrassen kwamen naast het altaar te liggen. Op het altaar stonden 'flesschen, levensmiddelen en huisraad' (p. 64). De gasten kregen te horen dat ook twee Engelsen er de nacht zouden doorbrengen. Die bleken alleen Engels te spreken (Verschuur sprak Deens, Frans, Engels en nog een paar talen) en zich slecht te hebben voorbereid op het IJslandse klimaat. 's Ochtends werd het altaar als wastafel ingericht en kwam de 'pastor' een bezoekje brengen, 'in hemdsmouwen'. Op de prent die Greive van het kerkje maakte lijken niet de pastor en de Engelsen afgebeeld te zijn, maar Greive en Verschuur zelf, de een links tekenend in zijn schetsboek, de ander rechts een pijp rokend. 


J.C. Greive, 'In de kerk te Mosfell. Naar de natuur geschetst en op hout geteekend
door J.C. Greive Jr' (detail), in Ultima Thule (1878, tegenover p. 64)
Aan een detailopname van de pijp is te zien dat de illustraties in het boekje houtgravures zijn. Rechtsonder is de prent overigens gesigneerd door Greive: 'JC GREIVE Jr' en ook door het bedrijf dat de tekeningen op hout overbracht: 'Smeeton Tilly'. Dat was een samenwerkingsverband van de Engelse houtgraveur Burn Smeeton (werkzaam ca. 1840-1880) en zijn Franse compagnon Auguste Tilly (1840-1898). De firma was gevestigd in Parijs en leverde veel houtsneden voor de Nederlandse markt, onder andere aan uitgeverij Bohn te Leiden.

De foto's die Greive maakte op IJsland zijn niet opgenomen in het boek. Heel veel zal hij er niet geschoten hebben. Verschuur vermeldt dat Greive op een rustdag in Mosfell 'zijn tijd na het middagmaal besteedde met eenige photographieën te maken' (p. 68), maar een andere keer verzuchtte hij: 'Van teekenen of photografeeren kon niets komen' (p. 80). Dat kwam door een zware regenbui die dertig uur aanhield. Verder wordt het fotoapparaat in het boekje niet genoemd.


J.C. Greive, illustratie met initiaal 'E' in Ultima Thule (1878, p.  [1])
Voor de eerste tekstpagina maakte Greive speciaal een tekening van een kerk, een schuur en een huis, met op de voorgrond een stenen muur met opgestapelde keien in de vorm van een letter 'E', die dienst doet als initiaal voor de eerste regel tekst.

Een bijzonder exemplaar


De KB beschikte nog niet over een exemplaar van dit curieuze reisboek en heeft nu een bijzonder exemplaar te pakken. Het is speciaal gebonden in rood leer, met goudopdruk.


Boekband om G. Verschuur, Ultima Thule (1878)
Alle sneden zijn verguld en op de achterzijde is het wapen van Nederland afgebeeld. Dit exemplaar is door de auteur voorzien van een handgeschreven opdracht:

Aan Zijne Koninklijke Hoogheid
Prins Hendrik der Nederlanden

uit eerbied en hoogachting
opgedragen door
Zijner Koninklijke Hoogheid
gehoorzame Dienaar
G. Verschuur

Amsterdam 17 April 1878

De opdracht dateert van een maand na de officiële publicatiedatum.

Een exemplaar met een dergelijke opdracht aan koning Willem III bevindt zich in de collectie van het Koninklijk Huisarchief.

Met Hendrik is intussen de broer van de koning bedoeld: Willem Frederik Hendrik, prins der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau, de derde zoon van koning Willem II. Hij werd geboren in Paleis Soestdijk (1820) en overleed in Kasteel Walferdange in Luxemburg in januari 1879. Nauwelijks een jaar nadat hij van Verschuur het boek ontving.

maandag 14 mei 2018

207. Meer over Cecile van Grieken

Gisteren schreef ik over enkele boekbandontwerpen van Cecile van Grieken van wie - ook bij Wikipedia en bij Marjan Groot, kenner van vrouwelijke ontwerpsters in Nederland - geen sterfjaar bekend was.

Maar er is meer te vinden en dat heb ik nu aan mijn blog toegevoegd:

Over het leven van Cecile van Grieken is enige informatie bijeengehaald door Marjan Groot voor haar boek Vrouwen in de vormgeving in Nederland. Zij vond het werk van Van Grieken overigens weinig belangrijk, en vermoedde dat ze maar zo'n zes jaar actief was.


Cecile van Grieken,
boekband voor uitgeverij Bridée
Cecile Jeanne Louise van Grieken was de dochter van lithograaf en architect T.M.M. van Grieken. Vanaf 1898 volgde Van Grieken een opleiding aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers in Amsterdam en vanaf 1902 aan de School voor Kunstnijverheid in Haarlem. Volgens Marjan Groot vertrok zij in 1907 naar Ternate. Daarna is er geen spoor meer gevonden.

Maar dankzij het digitaliseren van kranten is er meer te vinden. Wat deed Cecile van Grieken in Ternate in Nederlands-Indië? 

Volgens Het Nieuws van de Dag van 23 januari 1907 trouwde ze er op 21 januari met A.W.A. Last. Daarna kwam ze kennelijk weer even naar Nederland, want in februari 1907 scheepte ze zich in Genua in voor de tocht naar Batavia met de Rembrandt. In oktober 1913 stond ze op de passagierslijst van een reis vanuit Batavia naar Rotterdam met de Tabanan en in november 1914 reisde ze terug naar Nederlands-Indië ook weer met de Tabanan. Steeds reisde ze alleen, maar misschien bedroog de schijn, want A.W.A. Last had een 'examen stuurlieden' in 1904 met succes afgelegd en behoorde wellicht tot de bemanning. Later werkte hij als agent bij de Nederlandsch-Indische Handelsbank en in 1912 werd hij benoemd tot lid van de gewestelijke raad van Cheribon. Kennelijk volgde in een van de tussenliggende jaren een scheiding van Cecile van Grieken (in 1917 ging hij in ondertrouw met E. Westra).

Cecile van Grieken trouwde opnieuw, in Soerabaja, met Willem Serry - dat was op 31 mei 1916 (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2 juni 1916). In 1930 woonde ze nog steeds in Soerabaja. Financieel ging ze het kennelijk niet voor de wind, want in juli 1932 probeerde een Haagse pensionhouder via het gerecht driehonderd gulden betaald te krijgen. Het echtpaar had toen geen bekend verblijfadres. Waarschijnlijk bleef hij achter in Nederlands-Indië en ging zij er juist niet naar terug. Later woonde ze in Duitsland.  

In 1938 woonde Cecile Serry-van Grieken aan de Herenstraat in Breukelerveen, vlak voordat zij zich aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog vestigde aan de Snelliuslaan 16 in Hilversum (De Gooi- en Eemlander, 26 januari 1939). Officieel kwam zij toen uit Duitsland, uit de plaats Frankenhausen. 

In 1946 verscheen de overlijdensadvertentie van Willem Serry in Trouw, alleen ondertekend door Cecile, die nog steeds in Hilversum woonde. Kinderen werden er niet genoemd, maar die waren er wel. Serry was, 'op weg naar huis aan boord van het motorschip "Tabinta" plotseling [..] overleden'. Hij was 59 jaar oud. 

In 1968 overleed zij zelf, wist Het Parool te melden: 'Cecile Jeanne Louise Serry-Van Grieken, 88 j.' Ze werd een 'lieve Moeder en Grootmoeder' genoemd en ze woonde aan het eind van haar leven in Soest. Maar als ontwerper was zij kennelijk al in geen tientallen jaren meer actief geweest. In Hilversum werd zij - in 1939 - ingeschreven als 'z.b.' (zonder beroep).


zondag 13 mei 2018

206. Art-nouveautentoonstelling: Cecile van Grieken

Cecile van Grieken, Atelier voor versieringskunst (1904)
Vandaag bezochten we de art-nouveautentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag, waar tussen schetsen van planten, tegeltableaus, schilderijen, meubels, kleding ook boekbanden te zien zijn. Jammer dat je daarvan alleen de voorzijde te zien krijgt, ook bij banden waarvan het ontwerp toch echt doorloopt over de rug naar de achterzijde van de band. Maar de keuze van de thema's in de tentoonstelling levert genoeg verrassingen op.

Boekbanden zijn vaak alleen met een monogram door de kunstenaar gesigneerd. Er is de uitzondering van Theo Neuhuys, die zijn ontwerp van Louis Couperus' roman De boeken der kleine zielen (1901-1903) met zijn volledige naam ondertekende. Op de band is onderaan de rug zijn hele naam afgedrukt (daar waar normaal vaak de uitgeversnaam staat). In Nederland was dat uitzonderlijk, een zelfbewuste keuze van de kunstenaar die niet ondergeschikt wilde zijn aan uitgever of auteur, en niet een tekeningetje leverde, maar een kunstwerk.

Tegelijk is het ook een makkelijke vorm van reclame - als de uitgever die toestond.


Theo Neuhuys, boekband voor Louis Couperus,
De boeken der kleine zielen. Het late leven (1902)
Ook een vrouwelijke ontwerpster deed dat destijds zag ik nu. Cecile van Grieken (geboren in 1880 in Groningen) begon een eigen atelier voor versierkunst in de Hemonystraat 43 in Amsterdam en publiceerde daarover in 1904 een brochure. Het omslag vermeldt op de voorzijde, onderaan, haar complete naam.

Ook een andere boekband draagt zo haar naam, die voor Zielenadel door Ian Maclaren. Er verschenen verschillende drukken van; getoond werd er een uit 1906.

Cecile van Grieken, boekband voor Ian Maclaren, Zielenadel (1906)
Over het leven van Cecile van Grieken is enige informatie bijeengehaald door Marjan Groot voor haar boek Vrouwen in de vormgeving in Nederland. Zij vond het werk van Van Grieken overigens weinig belangrijk, en vermoedde dat ze maar zo'n zes jaar actief was.

Cecile Jeanne Louise van Grieken was de dochter van lithograaf en architect T.M.M. van Grieken. Vanaf 1898 volgde Van Grieken een opleiding aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers in Amsterdam en vanaf 1902 aan de School voor Kunstnijverheid in Haarlem. Volgens Marjan Groot vertrok zij in 1907 naar Ternate. Daarna is er geen spoor meer gevonden.

Maar dankzij het digitaliseren van kranten is er meer te vinden. Wat deed Cecile van Grieken in Ternate in Nederlands-Indië? 

Volgens Het Nieuws van de Dag van 23 januari 1907 trouwde ze er op 21 januari met A.W.A. Last. Daarna kwam ze kennelijk weer even naar Nederland, want in februari 1907 scheepte ze zich in Genua in voor de tocht naar Batavia met de Rembrandt. In oktober 1913 stond ze op de passagierslijst van een reis vanuit Batavia naar Rotterdam met de Tabanan en in november 1914 reisde ze terug naar Nederlands-Indië ook weer met de Tabanan. Steeds reisde ze alleen, maar misschien bedroog de schijn, want A.W.A. Last had een 'examen stuurlieden' in 1904 met succes afgelegd en behoorde wellicht tot de bemanning. Later werkte hij als agent bij de Nederlandsch-Indische Handelsbank en in 1912 werd hij benoemd tot lid van de gewestelijke raad van Cheribon. Kennelijk volgde in een van de tussenliggende jaren een scheiding van Cecile van Grieken (in 1917 ging hij ondertrouw met E. Westra).

Cecile van Grieken trouwde opnieuw, in Soerabaja, met Willem Serry - dat was op 31 mei 1916 (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2 juni 1916). In 1930 woonde ze nog steeds in Soerabaja. Financieel ging ze het kennelijk niet voor de wind, want in juli 1932 probeerde een Haagse pensionhouder via het gerecht driehonderd gulden betaald te krijgen. Het echtpaar had toen geen bekend verblijfadres. Waarschijnlijk bleef hij achter in Nederlands-Indië en ging zij er juist niet naar terug. Later woonde ze in Duitsland. 

In 1938 woonde Cecile Serry-van Grieken aan de Herenstraat in Breukelerveen, vlak voordat zij zich aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog vestigde aan de Snelliuslaan 16 in Hilversum (De Gooi- en Eemlander, 26 januari 1939). Officieel kwam zij toen uit Duitsland, uit de plaats Frankenhausen. 

In 1946 verscheen de overlijdensadvertentie van Willem Serry in Trouw, alleen ondertekend door Cecile, die nog steeds in Hilversum woonde. Kinderen werden er niet genoemd, maar die waren er wel. Serry was, 'op weg naar huis aan boord van het motorschip "Tabinta" plotseling [..] overleden'. Hij was 59 jaar oud. 

In 1968 overleed zij zelf, wist Het Parool te melden: 'Cecile Jeanne Louise Serry-Van Grieken, 88 j.' Ze werd een 'lieve Moeder en Grootmoeder' genoemd en ze woonde aan het eind van haar leven in Soest. Maar als ontwerper was zij kennelijk al in geen tientallen jaren meer actief geweest. In Hilversum werd zij - in 1939 - ingeschreven als 'z.b.' (zonder beroep).





Na het bekijken van de tentoonstelling zat ik even te wachten op een bankje tegenover een gang waar even niemand liep, zodat van de fraaie architectuur van Berlage weer eens ten volle konden worden genoten. Op de deur waren alleen de titels 'Ontdek het moderne' en 'Discover the modern' te lezen. Het is ook wel eens prettig dat er niemand in een museum te zien is, dat er zelfs geen kunst te zien is, maar alleen het museum zelf.

maandag 7 mei 2018

205. Een moderne boekrol van Jan Dietvorst

Een uitzonderlijke boekvorm is tegenwoordig modieus. Wereldwijd omarmen kunstenaars, studenten kunst en grafisch ontwerp (onder vele anderen) het boek als object. Maar de vorm van het boek is vanaf de jaren zeventig steeds in het geding geweest bij kunstenaars: de vorm is iets dat niet vanzelf spreekt en dat een betekenis heeft die esthetisch, maar ook politiek kan zijn.

Filmpje over boekrollen in de KB
Een gedrukt voorbeeld liet ik zien in een filmpje over twee miniatuur-boekrollen uit de verzameling van de KB. De ene Frans, de andere Nederlands. Het Nederlandse boekje heet Doorlopertjes en werd door De Bloemenpers in Woubrugge gedrukt in 1984.

Sinds kort hebben we nog een ander voorbeeld in huis. Het is een heel ander soort rol, namelijk een opgerold lint voor een elektrische schrijfmachine, waarop kunstenaar Jan Dietvorst (1953) zijn brieven typte. Dat was een IBM 72.

Jan Dietvorst, object (1981)
De titel is tevens de enige leesbare tekst. Die staat op een met plakband aan het lint bevestigd strookje papier en is getypt op dezelfde machine:

Zonder Succes Kan Ik Niet Leven (roman: hfd st 1, 2, 3)

Het exemplaar is door een handelaar in Zwitserland omschreven als 'Edition unknown'. De kunstenaar zelf schrijft me dat er maar één exemplaar is gemaakt. 

Jan Dietvorst, object (1981)
Dat was in 1981. Wie het toen heeft aangeschaft weet hij niet meer. Een curieus object, gemaakt met destijds moderne middelen die inmiddels al weer passé zijn. In 1981 ontleende het object zijn grootste spanning aan het verschil tussen het getypte stukje tekst en de met het lint gemaakte teksten, tussen zichtbaarheid en verborgenheid, tussen betiteling en geheim. Nu overheerst toch het object als herinnering aan een verloren techniek en is de verborgen tekst in de eerste plaats een ongeopend archief. De tijd verandert de betekenis.

vrijdag 4 mei 2018

204. Eetbare boeken: ook bij de koffie

Vijf jaar geleden schreef ik een blog over eetbare boeken in de KB. Nu en dan komt er een hapklaar boek bij. Soms zijn het dingen die nauwelijks nog een boek kunnen heten.

In 2006 was bijvoorbeeld het Doekoe voor boekids verschenen, een Surinaams kookboek van Pierre Wind. Het heeft een omslag van marsepein, pagina's van ouwel en als naaigaren is dropveter gebruikt.

Pierre Wind, Doekoe voor boekids (2006)
In 2012 werd als relatiegeschenk van De Kwartiermakers een boekje gemaakt dat Het niet zo grote boek van De Kwartiermakers heet. De ontwerpers zelf (I don/t buy it uit Rotterdam) noemde dit The worlds first fully edible book. Het is gemaakt van glutenvrije ouwel en bevat achterin drie chocolaatjes; tylose is als bindlijm gebruikt. De inkt is eetbaar, al kunnen de AZO-kleurstoffen tot hyperactiviteit leiden.

Het niet zo grote boek van De Kwartiermakers (2012)
Dan waren er boeksimulanten, eetwaar die eruit ziet als een boek, zoals het jubileumboekje KB Koninklijke Bibliotheek uit 1998. Het is een blok marsepein.

KB Koninklijke Bibliotheek (1998)
De laatste categorie waarover ik in 2013 blogde was het boek met eetbare bijlagen. We hadden het voorbeeld van De mosterdgedichten van Willem Elsschot uit 1981. De bijlage bestaat uit een aardewerken mosterdpot gevuld met 'extra-mosterd' van Ferdinand Tierenteyn.

Willem Elsschot, De mosterdgedichten (1981)
Maar nu hebben we ook een koekje, als bijlage in een map, die is verschenen bij de herdenking van de bevrijding van Gouda in 1945. In 1995 verscheen 1945..... 50 years later .....1995. Het bevat een foto van de voedseldroppings in 1945 en verwijst naar de biscuitjes die toen werden verspreid. Het biscuitje zit in een dicht geseald mapje en vertoont enkele breukjes.


1945..... 50 years later .....1995 (1995)