donderdag 31 juli 2014

29. Sporen van lezers en licht

Tijdens mijn onderzoek naar verschillende private press-uitgaven uit het begin van de twintigste eeuw kom ik contrasten tegen tussen de wijze waarop een boek is gedrukt - met zorg en veel moeite - en waarop het is gebruikt door een lezer, of door de bibliotheek zelf. 


Potloodstreep en vuil in J.H. Leopold, Oostersch (1924)
Nog afgezien van in inkt geschreven aanvraagnummers, stempels, ingeplakte etiketten en andere administratieve notities die in een bibliotheek nu eenmaal tot het dagelijks leven van een boek horen, kom je ook sporen tegen die het gebruik van een boek documenteren. Ik doel nu niet op aantekeningen of commentaren. Er zijn ook niet gearticuleerde sporen, zoals loze potloodstrepen.

Vaak is het DNA van de lezer van de pagina te schrapen. Ik doel niet eens op bloedsporen, of resten kots, maar op de vingerafdrukken die vaak te vinden zijn, ook in bibliofiele uitgaven. Daarbij zal de lezer vaak gedachteloos het puntje van zijn vinger naar zijn tong hebben gebracht, om die na bevochtiging terug te laten keren naar de hoek van de pagina om die makkelijker te kunnen omslaan. Het oude telefoonboekgedrag kortom. Daarbij was het papier zo dun, dan een licht vochtige vinger makkelijker het eerste velletje los kon krijgen van de rest dan een droge vinger. Een telefoonboek werd toch weggegooid, dat hinderde dus niet.


Deel van aanvraagnummer op voorplat van J.H. Leopold, Oostersch (1924)
Op mijn bureau lag de uitgave Oostersch van J.H. Leopold, zoals die verscheen bij de Kunera Pers in Den Haag in 1924 (al zegt het colofon 1922). Op het perkamenten omslag zijn door de KB drie stickers gelijmd om kastnummer, planknummer en boeknummer aan te geven: 166 B 23. Dat is het aanvraagnummer. 

Een van de lezers heeft het stickertje met de 'B' deels af proberen te pulken. Het is omgevouwen en daaronder is een lichter perkament zichtbaar dan eromheen. De hele band is trouwens nogal verkleurd, en bevuild door de vele handen die het hebben aangeraakt door de jaren heen (het boek is negentig jaar oud).



Sticker en afzetting daarvan in J.H. Leopold, Oostersch (1924)
Sla je het boek open, dan zie je een aantal interessante dingen - bindkoorden bijvoorbeeld (de bindwijze werd door de drukker J.F. van Royen overgenomen van het Engelse voorbeeld, de Doves Press) - en we zien ook hier weer een verkleuring. Linksboven plakte de KB een stickertje met 'Niet uitleenen' en die roze plakker heeft op de tegenoverliggende pagina een silhouet achter gelaten. 


Vingerafdrukken in J.H. Leopold, Oostersch (1924)
Daaromheen en vooral onder aan de pagina zien we veel lezers-DNA in de vorm van zwarte vingerafdrukken en vlekken. Ook op de volgende pagina's is veel vuil in de hoeken van de pagina achter gebleven. Maar hoe dan ook, veel meer dan de lezer heeft de bibliotheek zelf dit boek in de loop der jaren beschadigd.


Pagina 4 en 5 van J.H. Leopold, Oostersch (1924)
Onder andere door het op een tentoonstelling te leggen en steeds op dezelfde pagina. Daarmee heeft de bibliotheek vrij spel gegeven aan het licht dat de beroemde openingspagina's van deze uitgave sterk heeft doen vergelen.


Niet vergeeld stukje op pagina 5 van J.H. Leopold, Oostersch (1924)
Kennelijk heeft er in de vitrine nog een kaartje gelegen op pagina 5, onderaan, in de benedenmarge - met een beschrijving van dit bijzondere boek gedrukt door J.F. van Royen op zijn eigen drukpers, de Kunera Pers, - want daar is een rechthoekig stukje papier ontkomen aan de verregaande vergeling, het is duidelijk witter gebleven.

Geen wonder dat boeken tegenwoordig nog maar drie maanden naar een tentoonstelling mogen en dat een van de vele regels in de leeszaal Bijzondere collecties is dat men de pagina's met droge en schone handen moet omslaan.

De gedichten zelf hebben er niet onder geleden...

De beek is een velijnen blad,
een boek, een open letterschat,
een gulden labyrinth, waarin
de vogels komen lezen, dat
de wind beschrijft,
de wolk, die overdrijft,
zet er de stippen en de tittelteekens in.



Gedicht op pagina 4 van J.H. Leopold, Oostersch (1924)


maandag 21 juli 2014

28. Spinoza's drukkers ontdekt

Vorig jaar mei kondigden Amsterdamse boekhistorische onderzoekers aan dat zij van enkele anoniem gedrukte uitgaven van Spinoza hadden uitgezocht wie de drukkers waren. Nu is het artikel van Rindert Jagersma en Trude Dijkstra in het wetenschappelijke tijdschrift Quaerendo verschenen. Afgelopen vrijdag lag het in de brievenbus - in veel bibliotheken is de digitale versie raadpleegbaar via een online abonnement bij Brill.


Door de gebruikte en daardoor deels afgesleten versierde initialen in verschillende boeken te vergelijken konden de onderzoekers achterhalen dat de zogenaamd in Hamburg gedrukte uitgave van Spinoza's Tractatus theologico-politicus (1670) in werkelijkheid in Amsterdam is gedrukt door Israël de Paull, een tot nu toe als onbeduidend en klein beschouwde drukkerij. Dat zoiets nu bekend is van een van de meest invloedrijke filosofische werken van de zeventiende eeuw is een reden om de geïllustreerde bibliografie van de KB-website over filosofie weer eens bij te werken.


Portret van Spinoza door een onbekende graveur, ca. 1680
(bij de handschriften van de Korte verhandeling van God, de mensch, en deszelvs welstand,
Koninklijke Bibliotheek, KW 75 G 15)
Het profiel over Spinoza op Denker op het scherm bevat niet alleen een bibliografie, maar ook verschillende stukken over het leven van de filosoof, zijn opvattingen over politiek, filosofie en theologie - destijds nauwelijks van elkaar te onderscheiden terreinen, - maar ook een overzicht van postume portretten en veel achtergrondinformatie over de filosofie in zijn tijd.

Het is steeds weer verwonderlijk te zien hoe over zaken die zich 350 jaar geleden afspeelden nog nieuwe details en feiten boven water te halen zijn door grondig en vernieuwend onderzoek.


Initiaal D, een van de kenmerken waardoor Tractatus theologico-politicus (1670)
kan worden toegeschreven aan de drukkerij van Israël de Paul,
en initiaal I, een van de sierletters waardoor Renatus DesCartes Beginzelen der wysbegeerte (1664)
kan worden toegeschreven aan de drukker Herman Aeltsz
Een papieren abonnement op Quaerendo kost tegenwoordig €86 per jaargang. Het Spinoza-nummer alleen al is genoeg reden voor een abonnement.





donderdag 10 juli 2014

27. Nummer 215, een geschenk uit 1855

De laatste dagen zocht ik enkele malen in Delpher naar uitgaven in gelimiteerde edities, omdat ik werk aan een artikel over het nummeren van exemplaren van bijzondere uitgaven. In het Samarangsch advertentie-blad van 25 juni 1858 vond ik een verwijzing naar een uitgave die in 'niet meer dan 250 genummerde exemplaren' was gedrukt. Het bericht is waarschijnlijk overgenomen uit de Leeuwarder Courant van 16 april van dat jaar.


Leeuwarder Courant, 16 april 1858

Het boek had veel met Friesland te maken, het was namelijk een vertaling van Het Evangelie van Mattheus in het 'Land-Friesch'. De vertaling was het werk van J.H. Halbertsma (1789-1869), een predikant, theoloog en filoloog die een internationaal netwerk onderhield met onder andere Jacob Grimm, Joseph Bosworth en Carlo Ottavio Castiglioni.

In 1858 publiceerde hij zijn vertaling van het Evangelie volgens Mattheus, maar dat gebeurde niet in Leeuwarden of Amsterdam, maar in Londen. De titelpagina van de uitgave wordt gesierd door een ovaal wapen met de tekst: 'Impensis Ludovici Luciani Bonaparte'.


Titelpagina van Het Evangelie van Mattheus (1858)
Dat sloeg op Louis Lucien Bonaparte, de neef van de toenmalige keizer van Frankrijk. Deze Louis was ook taalkundige, en politicus. Hij was geboren in Engeland, groeide op in Italië (waar hij ook zou sterven), woonde enige tijd in Frankrijk, maar in de jaren vijftig keerde hij terug naar Londen. Zijn taalkundige interesse ging vooral uit naar dialecten en hij verzamelde een internationale bibliotheek over dit onderwerp. 

Louis financieerde de uitgave van de Friese vertaling van het evangelie. Hij betaalde ook voor het drukken van andere bijbelvertalingen, zoals Celtic Hexapla, being The Song of Solomon (eveneens 1858).

Uit de inleiding van Halbertsma blijkt deze vertaler-theoloog graag van iets een punt maakte. 

Hier ontfangt gij het Evangelie van Mattheus vertaald in den Frieschen tongval, gelijk die ten platte lande wordt gesproken in Friesland aan de oevers van het meer Flevo, thans de Zuiderzee genoemd. Dit is dezelfde plek alwaar Tacitus in zijnen tijd reeds de Friezen aantrof.

Over de indeling in verzen lucht hij zijn hart:

Het ingeworteld gebruik, om ieder vers van den bijbel met een' nieuwe regel te beginnen, handhaalft zich nog schaamteloos in het aangezicht van wetenschap en van Christelijke waarheid en gezond verstand: ja, deze bron van eindeloze dwaling bij gewone lezers wordt in milloenen van exemplaren gehuldigd en gevoed door mannen, die den bijbel als een volksboek over geheel de aarde pogen te verspreiden.

Allemaal idioten natuurlijk. Maar Halbertsma maakt een einde aan deze 'gevaarlijke ongerijmdheid' en laat de regel gewoon doorlopen

waar zij doorloopt in den mond des evangelischen verhalers.

Maar daar ging het me niet om. Tegenover het begin van deze inleiding en tirade staat midden op de pagina een nummer gedrukt: '215'.

Begin van de inleiding in Het Evangelie van Mattheus (1858)
Dat is het exemplaarnummer. Achterin is een Engelstalige verklaring van de drukker opgenomen, waarin hij zegt dat er maar 250 exemplaren zijn gedrukt, waarvan er 248 zijn genummerd 'on the back of the title'.  Van de overige twee exemplaren is er één in twee kleuren gedrukt. Hoe dat exemplaar is genummerd staat er niet.


Colofon in Het Evangelie van Mattheus (1858)
Voorop het boek, dat niet is gebonden, maar gebrocheerd is in een groen papieren omslag - het oorspronkelijke omslag dat gelukkig nooit verwijderd is - staat in inkt een handgeschreven opdracht. Die is niet in het Engels, niet in het Nederlands en niet in het Fries, maar in het Frans.


Handgeschreven opdracht op het vooromslag van Het Evangelie van Mattheus (1858)
Waarom Frans? Wie heeft dit geschreven? De verklaring daarvoor kunnen we vinden in het archief van de KB. In de aanwinstenboeken zijn geschenken in de negentiende eeuw keurig bijgeschreven. Het deel voor 1855-1863 (register E, blad 112) meldt op 6 juli 1858 dat het boek is ontvangen:

Ontvangen ten geschenke van Zijne Keizerlijke Hoogheid Prins Louis Lucien Bonaparte.

Het is dus het handschrift van de Franse prins Louis zelf, niet van bijvoorbeeld de auteur.

De drukker, George Barclay, werkte in opdracht van de prins. Voordat de uitgave van 'It Ewangeelje' verscheen had de Leeuwarder Courant (11 augustus 1857) al gemeld dat hij in zijn Londense 'hôtel' een drukpers had laten plaatsen, 'waarop hij de vruchten zijner linguistischen studien drukken doet'. Dat adres was 6-8 Norfolk Terrace. Drukker Barclay geeft zijn adres echter als 28 Castle Street, Leicester Square. Dat lijkt eigenaardig, maar vanaf 1858 werkte de prins niet meer met zijn huisdrukkers W.H. en E. Billing, maar met Barclay en kennelijk was vanaf die tijd de pers op zijn adres in Bayswater buiten gebruik. 

De krant rapporteerde ook dat de prins najaar 1857 al werkte aan het boek dat Halbertsma in zijn opdracht had vertaald: 'De prins corrigeert de proeven zelf'. Hij deed dat volgens Halbertsma met een verbazingwekkende nauwkeurigheid en kennis van zaken.

Leeuwarder Courant, 11 augustus 1857
Voor de zekerheid heeft de prins onder de opdracht nog even het exemplaarnummer herhaald:

La Bibliothèque Royale de La Haye |  No. 215.

De schenking aan de KB ging niet onopgemerkt voorbij. Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage berichtte erover op 9 juli 1858, drie dagen nadat het geschenk in het aanwinstenboek was bijgeschreven.


Dagblad van Zuid Holland en 's Gravenhage, 9 juli 1858
Inmiddels is het omslag nogal gehavend. De hoeken zijn afgeschaafd, er is een beschadiging en met sellotape zijn aan rug- en achterzijde scheuren gerepareerd.  Ik zou zeggen: laten zo, niets aan doen. Zeker niet het omslag vervangen door een nieuw papiertje!





Voor- en achterzijde omslag van Het Evangelie van Mattheus (1858) 
[Meer informatie over de thuisdrukkende prins is te vinden in het standaardwerk van Roderick Cave, The Private Press. Second Edition, New York/London 1983, p.  50-51.]


Wapen van Prins Louis in Het Evangelie van Mattheus (1858)

woensdag 2 juli 2014

26. Marcel Proust op een servet

Sommige auteurs lenen zich meer voor geïllustreerde uitgaven dan anderen. Van het werk van Marcel Proust zijn juist opvallend weinig bijzondere, bibliofiele uitgaven, terwijl zijn werk toch rijk aan illustreerbare scènes is, zou je denken.


Proust geïllustreerd


Sinds enige jaren is er natuurlijk de verstripte versie van zijn roman A la recherche du temps perdu door Stéphane Heuet; het schijnt dat van de vertaling van het eerste deel, Combray, in Nederland en Vlaanderen ruim 4500 exemplaren zijn verkocht.


Marcel Proust, Journées de lectures (1969) met ets van Pierre Lesieur (p. 9)
Bibliofiele uitgaven zijn er maar weinig. In de Collectie Koopman van de KB vinden we zijn bekende essay over het lezen als Journées de lectureseen editie uit 1969 van Livre contemporain/Bibliophiles franco-suisses, met etsen van Pierre Lesieur (1922-2011).

Het tijdschrift Ligature - een uitgave van Association LAAC (Livre d'artiste & art contemporain), een initiatief van Serge Chamchinov - besteedt in het onlangs verschenen vijfde nummer aandacht aan een kleine expositie van bibliofiele Proust-uitgaven. De tentoonstelling zelf is enkele jaren geleden gehouden in Cabourg (bij Proust bekend als 'Balbec')


Marja Scholtens en De Klaproos/Le Coquelicot


In die lijst staat ook een uitgave van een Nederlandse kunstenaar/drukker, namelijk Marja Scholtens en haar pers De Klaproos/Le Coquelicot. Zij is sinds 2007 actief in het Franse taalgebied - haar briefpapier vermeldt een adres in Breda én in Brachy - maar de in Ligature genoemde uitgave van Proust ontbrak tot nu toe in de Nederlandse bibliotheken. (Het boekje werd overigens wel aangekondigd via Drukwerk in de Marge, maar niet opgestuurd naar het depot in de KB.)


Marcel Proust, A la recherche (De Klaproos, 2009)
Ik vroeg Marja om een exemplaar en gelukkig was er nog één beschikbaar - het arriveerde per kerende post. Het boekje heet A la recherche en bevat enkele fragmenten uit Prousts meesterwerk, met daarbij een recept voor madeleines. 


Marcel Proust, A la recherche (De Klaproos, 2009)
Dat verwijst uiteraard naar de scène waarin Proust een madeleine in de thee doopt, waarna de geur en de smaak hem terugvoeren naar zijn jeugd.

Bij het boekje ontvingen we ook een rood servet, bedrukt met dezelfde teksten. H
et loodzetsel van de tekst stond nog en voor de lol heeft Marja de servetten eenzijdig bedrukt met enkele teksten. Bij de presentatie serveerde zij echte madeleines en daar hoorde natuurlijk een servetje bij. 

Bedrukt servet, liggend op opengeslagen omslag van
Marcel Proust, A la recherche 
(De Klaproos, 2009)
Marja schreef: 'De Madeleines werden opgegeten en de servetjes verdwenen in de tas, zo jammer om te gebruiken was de mening van menige bezoeker.'

Dat soort bij-drukwerk ontstaat wel vaker, want: 'Ja, als je dan toch de tekst op de pers hebt staan is het zo leuk om daar een andersoortig drukwerk achteraan de drukken.'